Er wordt over weinig zaken zoveel geprocedeerd als over de aanwezigheid van asbest in een aangekochte woning. Niet alleen omdat de meeste mensen onbekend zijn met de verschillende soorten asbest en de daaraan gekoppelde verschillende gevaren, maar ook omdat de maatschappelijke alarmbellen gelijk afgaan bij het aantreffen van asbest.
Mocht de verkopende partij bekend zijn met de aanwezigheid van asbest is het als dan in ieder geval haar taak daar bij de verkoop van de woning op te wijzen. Laat zij dat na dan loopt ze daarmee een groot risico.
Wanneer asbest wordt aangetroffen in een pas aangekochte woning dan wordt al snel geroepen dat er sprake is van verborgen gebreken en wordt gesteld dat er sprake is van dwaling. Dwaling betekent dat de eisende partij stelt dat hij de woning niet gekocht zou hebben onder dezelfde voorwaarden als hij had geweten dat er asbest aanwezig was.
Wat kan iemand als eiser vorderen na het aantreffen van asbest? Allereerst de kosten voor het professioneel laten verwijderen van de aangetroffen asbesthoudende materialen, maar daarnaast een vermindering van de voldane aankoopprijs, welke vermindering in verhouding moet staan met het gebrek.
Het is in eerste instantie zaak om na het aantreffen van asbest de verkopende partij snel op de hoogte te stellen. Wacht men te lang dan loopt men het risico dat de vordering reeds om die reden wordt afgewezen.
Hoe langer er zit tussen de datum van levering van de aangekochte woning en de ontdekking van asbest, hoe kleiner de kans dat de vordering van eiser wordt toegewezen.
Een opmerkelijke zaak speelde recent bij het Hof Arnhem Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2020:8258, waarin een verkoper na twee jaar nog werd aangesproken op het aanwezig zijn van asbest in de kruipruimte van de woning. De koper had bij aankoop van de woning een asbestinventarisatie onderzoek laten uitvoeren, waaruit gevolgd was dat er in de woning geen asbest zat en in de kruipruimte naar verwachting ook niet, maar de kruipruimte zelf was toentertijd niet onderzocht. Dat vond de koper toen kennelijk ook niet nodig.
Nadien bleek die kruipruimte wel in beperkte mate asbest te bevatten, welke asbest professioneel verwijderd is en waarna de koper de rekening daarvan bij de verkopende partij heeft neergelegd, met het bekende beroep op dwaling. Het Hof oordeelt naar mijn mening terecht, net als de kantonrechter in eerste aanleg al, dat die vorderingen moeten worden afgewezen. Voornaamste reden hiervoor is dat de kopende partij bij aankoop bewust afgezien heeft van een nader onderzoek naar de kruipruimte, zodat hij nadien niet de verkoper aan kan spreken op dat gebrek, te meer omdat hij niet kon bewijzen dat de verkoper bekend was met die aanwezigheid in de kruipruimte.
Wat deze uitspraak net als haar vele voorgangers in ieder geval leert is dat men met bijzonder goede papieren moet komen om iemand na de aankoop van een woning aan te kunnen spreken op grond van dwaling, althans met succes te kunnen aanspreken. Te meer omdat in de meeste verkoopovereenkomsten van oudere woningen een zogenaamde ouderdomsclausule staat opgenomen, waarin staat dat koper bewust is van het feit dat hij een gedateerd iets aankoopt, dat niet kan voldoen aan de eisen van de moderne tijd.
Vragen over asbest kan ik niet voor u beantwoorden, uw juridische vragen over dit onderwerp uiteraard wel. KBW Advocaten en Mediators, Dorpsstraat 43 Schinnen.